Context van het voorbeeld
In het voorbeeld ik, de ander, de wereld staan leerlingen stil bij wie ze zijn, tot welke groepen ze behoren, wat hen maakt tot wie ze zijn, wat hen beïnvloedt ...
Voor de creatieve opdrachten mogen leerlingen vanuit hun eigen voorkeur, interesse, talent kiezen in welke expressieve taal ze zichzelf in beeld brengen.
Voor de creatieve opdrachten mogen leerlingen vanuit hun eigen voorkeur, interesse, talent kiezen in welke expressieve taal ze zichzelf in beeld brengen.
Leerplandoelen uit het Gemeenschappelijk Funderend Leerplan (GFL) - Cultureel en artistiek
GFL II-III 11 (MD 16.1) De leerlingen brengen kunst- en cultuuruitingen in verband met de context waarin ze voorkomen.
Tijdens het bekijken/bestuderen van verschillende voorbeelden leren leerlingen de context van de werken kennen.
GLF II-III 12 (=MD16.2) De leerlingen reflecteren over eigen beleving bij uiteenlopende kunst- en cultuuruitingen.
Cultuuruitingen:
De leerlingen gaan na op welke manier hun culturele achtergrond (breed en vanuit verschillende invalshoeken te bekijken) bepaalt wie ze zijn.
Kunstuitingen:
Tijdens het beschouwen van verschillende voorbeelden verwoorden leerlingen hoe de kunstenaar zijn eigen gedachten, gevoelens en gedrag heeft verbeeld/verwoord. Ze verwoorden welk voorbeeld voor hen het meest inspirerend is.
Reflectie proces en product:
De leerlingen presenteren zowel het proces als product van hun eigen artistieke creatie. Om de presentatie voor te bereiden en tijdens het hele creatieve proces reflecteren de leerlingen over wat goed verloopt en waar bijsturing nodig is. Deze reflectie gebeurt niet enkel individueel maar ook in dialoog. Tijdens het proces (tussentijdse besprekingen) en tijdens deze presentatie van het eindresultaat wordt van de leerlingen verwacht dat zij groeien door o.m. vragen te stellen. De leerlingen geven aan in welke artistieke taal ze zich het beste kunnen uitdrukken.
GFL II-III 13 (MD 16.3) De leerlingen lichten toe hoe een kunstwerk vanuit vorm en inhoud betekenis geeft.
Leerlingen leren over kunstwerken/artistieke talen heen de linken te zien i.v.m. de manieren waarop onderwerpen worden voorgesteld. Zij zien hoe kunstenaars een zelfde onderwerp (zelfportret) door een andere vormgeving een heel andere impact/beleving kunnen geven; hoe de identiteit van de kunstenaar zichtbaar wordt door de vormgeving.
GFL II-III 14 (=MD16.4) De leerlingen doorlopen een artistiek-creatief proces vanuit hun verbeelding.
De leerlingen doorlopen een artistiek-creatief proces. Via aangereikte hulpmiddelen reflecteren ze over hun eigen culturele en artistieke identiteit. Ze verbeelden zichzelf in de voor hen meest aangewezen artistieke taal.
Tijdens het bekijken/bestuderen van verschillende voorbeelden leren leerlingen de context van de werken kennen.
GLF II-III 12 (=MD16.2) De leerlingen reflecteren over eigen beleving bij uiteenlopende kunst- en cultuuruitingen.
Cultuuruitingen:
De leerlingen gaan na op welke manier hun culturele achtergrond (breed en vanuit verschillende invalshoeken te bekijken) bepaalt wie ze zijn.
Kunstuitingen:
Tijdens het beschouwen van verschillende voorbeelden verwoorden leerlingen hoe de kunstenaar zijn eigen gedachten, gevoelens en gedrag heeft verbeeld/verwoord. Ze verwoorden welk voorbeeld voor hen het meest inspirerend is.
Reflectie proces en product:
De leerlingen presenteren zowel het proces als product van hun eigen artistieke creatie. Om de presentatie voor te bereiden en tijdens het hele creatieve proces reflecteren de leerlingen over wat goed verloopt en waar bijsturing nodig is. Deze reflectie gebeurt niet enkel individueel maar ook in dialoog. Tijdens het proces (tussentijdse besprekingen) en tijdens deze presentatie van het eindresultaat wordt van de leerlingen verwacht dat zij groeien door o.m. vragen te stellen. De leerlingen geven aan in welke artistieke taal ze zich het beste kunnen uitdrukken.
GFL II-III 13 (MD 16.3) De leerlingen lichten toe hoe een kunstwerk vanuit vorm en inhoud betekenis geeft.
Leerlingen leren over kunstwerken/artistieke talen heen de linken te zien i.v.m. de manieren waarop onderwerpen worden voorgesteld. Zij zien hoe kunstenaars een zelfde onderwerp (zelfportret) door een andere vormgeving een heel andere impact/beleving kunnen geven; hoe de identiteit van de kunstenaar zichtbaar wordt door de vormgeving.
GFL II-III 14 (=MD16.4) De leerlingen doorlopen een artistiek-creatief proces vanuit hun verbeelding.
De leerlingen doorlopen een artistiek-creatief proces. Via aangereikte hulpmiddelen reflecteren ze over hun eigen culturele en artistieke identiteit. Ze verbeelden zichzelf in de voor hen meest aangewezen artistieke taal.
Bouwstenen en technieken bij het project
De leerlingen kunnen vrij kiezen in welke artistieke taal ze hun voorstelling maken.
Verdeel de leerlingen in groepjes per gekozen artistieke taal en sta met de verschillende groepjes stil bij de bouwstenen, materialen en technieken die van toepassing zijn voor het hele groepje.
De volledige lijst met materialen, bouwstenen en technieken vind je via deze link.
Verdeel de leerlingen in groepjes per gekozen artistieke taal en sta met de verschillende groepjes stil bij de bouwstenen, materialen en technieken die van toepassing zijn voor het hele groepje.
De volledige lijst met materialen, bouwstenen en technieken vind je via deze link.
Cultureel aspect van het project
Fase 1: aandacht trekken voor het onderwerp
Echt homogene klassen bestaan niet. Leerlingen hebben een heel diverse achtergrond. Om dit te initiëren zou je leerlingen een stamboom kunnen laten maken.
Bovenaan staan zijzelf. Ze vertakken tot minstens hun grootouders. Ze noteren bij elke naam plaats van geboorte (land en eventueel stad), geboortejaar en indien de persoon overleden is ook het sterfjaar. Niet elke leerling zal een stamboom kunnen opstellen tot en met hun grootouders. Sommige leerlingen wonen in een pleeggezin, in een gezinsvervangende voorziening of zijn geadopteerd. Sommige leerlingen hebben twee vaders of twee moeders. Leerlingen krijgen de vrijheid deze gegevens mee op te nemen in hun stamboom. Zij kunnen hun stamboom opbouwen vanuit de personen die hen het meest nauw aan het hart liggen, de personen die zij beschouwen als 'ouders' en 'grootouders'.
Om de diversiteit nog sterker in beeld te brengen, mogen leerlingen de stamboom opstellen in hun moedertaal en eventueel bijpassend schrift. Dat je als leerkracht zelf niet alles kunt lezen, is geen probleem. De leerlingen kunnen het wel lezen. Zij stellen hun stamboom voor aan de klas.
Nadien kun je de stambomen met elkaar vergelijken. Welke stambomen vertonen gelijkenissen? Waarin verschillen ze? Wat zegt dat over ons?
Fase 2: Verder opentrekken van het begrip identiteit
Sta met leerlingen stil bij de vraag of hun stamboom hun hele identiteit toont. Wat vertelt de stamboom wel en wat niet?
Brainstorm met leerlingen over welke aspecten hun identiteit mee bepalen.
Omcirkel vervolgens samen met de leerlingen in één kleur de aspecten van persoonlijke identiteit en in een andere kleur de aspecten van groepsidentiteit.
Maak een mindmap met leerlingen over hun eigen identiteit. Centraal staat hun naam. Bepaal samen met de leerlingen welke takken van de mindmap worden uitgewerkt. Zorg ervoor dat hun voorkeur voor kunst een van de takken is.
Echt homogene klassen bestaan niet. Leerlingen hebben een heel diverse achtergrond. Om dit te initiëren zou je leerlingen een stamboom kunnen laten maken.
Bovenaan staan zijzelf. Ze vertakken tot minstens hun grootouders. Ze noteren bij elke naam plaats van geboorte (land en eventueel stad), geboortejaar en indien de persoon overleden is ook het sterfjaar. Niet elke leerling zal een stamboom kunnen opstellen tot en met hun grootouders. Sommige leerlingen wonen in een pleeggezin, in een gezinsvervangende voorziening of zijn geadopteerd. Sommige leerlingen hebben twee vaders of twee moeders. Leerlingen krijgen de vrijheid deze gegevens mee op te nemen in hun stamboom. Zij kunnen hun stamboom opbouwen vanuit de personen die hen het meest nauw aan het hart liggen, de personen die zij beschouwen als 'ouders' en 'grootouders'.
Om de diversiteit nog sterker in beeld te brengen, mogen leerlingen de stamboom opstellen in hun moedertaal en eventueel bijpassend schrift. Dat je als leerkracht zelf niet alles kunt lezen, is geen probleem. De leerlingen kunnen het wel lezen. Zij stellen hun stamboom voor aan de klas.
Nadien kun je de stambomen met elkaar vergelijken. Welke stambomen vertonen gelijkenissen? Waarin verschillen ze? Wat zegt dat over ons?
Fase 2: Verder opentrekken van het begrip identiteit
Sta met leerlingen stil bij de vraag of hun stamboom hun hele identiteit toont. Wat vertelt de stamboom wel en wat niet?
Brainstorm met leerlingen over welke aspecten hun identiteit mee bepalen.
Omcirkel vervolgens samen met de leerlingen in één kleur de aspecten van persoonlijke identiteit en in een andere kleur de aspecten van groepsidentiteit.
Maak een mindmap met leerlingen over hun eigen identiteit. Centraal staat hun naam. Bepaal samen met de leerlingen welke takken van de mindmap worden uitgewerkt. Zorg ervoor dat hun voorkeur voor kunst een van de takken is.
Artistieke vorming
Fase 1: Beschouwen + reflecteren
Zelfportretten zijn een voorbeeld van kunstuitingen waarbij een kunstenaar zijn eigen identiteit in beeld brengt. Bespreek met leerlingen hoe Frieda Kahlo haar leven onder de vorm van zelfportretten in beeld brengt.
Zelfportretten zijn een voorbeeld van kunstuitingen waarbij een kunstenaar zijn eigen identiteit in beeld brengt. Bespreek met leerlingen hoe Frieda Kahlo haar leven onder de vorm van zelfportretten in beeld brengt.
Omdat leerlingen in fase 2 zullen mogen kiezen met welke artistieke taal ze aan de slag gaan, kun je voorbeelden vanuit verschillende talen met de leerlingen bespreken. Enkele suggesties:
Welk kunstwerk raakt hen het meeste? Waardoor? Heeft het te maken met de vormgeving, de artistieke taal, de inhoud of een samengaan van meerdere aspecten?
Werken vorm en inhoud samen of elkaar tegen? Wat in het werk versterkt de inhoud?
- Woord: Khaled Hosseini, Bede aan de zee. Meer weten.
- Muziek & woord: Geluiden - muzikaal portret van een peeldorp. Meer weten.
- Muziek: Different trains - Steve Reich. Meer weten.
- Muziek: Santé - Stromae. Meer weten.
- Woord: Een wereld in gedichten - Peter Theunynck & Ronny De Schutter. Meer weten.
- Woord: Het dagboek van Anne Frank.
- Dans: choreografie Anne Teresa De Keersmaeker bij Cosi fan Tutte. Meer weten.
- ...
Welk kunstwerk raakt hen het meeste? Waardoor? Heeft het te maken met de vormgeving, de artistieke taal, de inhoud of een samengaan van meerdere aspecten?
Werken vorm en inhoud samen of elkaar tegen? Wat in het werk versterkt de inhoud?
Fase 2: Creëren + reflecteren
Voor het luik creëren gebruiken leerlingen hun mindmap als inspiratie. Op een van de takken hebben de leerlingen genoteerd in welke artistieke taal ze zich het liefste en gemakkelijkste uitdrukken. Die artistieke taal zullen ze nu gebruiken om te creëren.
Voor het luik creëren gebruiken leerlingen hun mindmap als inspiratie. Op een van de takken hebben de leerlingen genoteerd in welke artistieke taal ze zich het liefste en gemakkelijkste uitdrukken. Die artistieke taal zullen ze nu gebruiken om te creëren.
Opdracht: verbeeld aspecten van je identiteit in de artistieke taal die jou het beste ligt.
Stap 1: de leerlingen duiden in hun mindmap aan welke aspecten van hun persoonlijkheid ze in beeld willen brengen.
Stap 2: geeft leerlingen hulpmiddelen om begrippen om te zetten in de gekozen artistieke taal.
Stap 4: leerlingen stellen hun voorontwerp aan elkaar voor (zie schema hieronder). Ze stellen vragen aan elkaar en geven elkaar suggesties om tot een beter eindontwerp te komen.
Stap 1: de leerlingen duiden in hun mindmap aan welke aspecten van hun persoonlijkheid ze in beeld willen brengen.
Stap 2: geeft leerlingen hulpmiddelen om begrippen om te zetten in de gekozen artistieke taal.
- Beeld: leerlingen kunnen gebruik maken van een divergentiematrix. Hier vind je een voorbeeld en werkwijze om ermee aan de slag te gaan.
- Poëzie: geef leerlingen de structuur van een gedicht (elfje, haiku, diamantgedicht ...)
- Proza: geef leerlingen de structuur van een kort verhaal, geef hen een voorbeeld van een dagboek ...
- Muziek: bepaal met de leerlingen een genre of laat hen bestaande songteksten als basis gebruiken en de tekst aanpassen.
- ...
Stap 4: leerlingen stellen hun voorontwerp aan elkaar voor (zie schema hieronder). Ze stellen vragen aan elkaar en geven elkaar suggesties om tot een beter eindontwerp te komen.
Stap 5: leerlingen werken hun voorstelling uit.
Stap 6: organiseer een show als toonmoment. Leerlingen presenteren aan elkaar wie ze zijn op basis van hun creatief zelfportret. Ze stellen elkaar vragen en vertellen aan elkaar waar of op welke manier de identiteit van wie presenteert opvalt in het resultaat.
Stap 6: organiseer een show als toonmoment. Leerlingen presenteren aan elkaar wie ze zijn op basis van hun creatief zelfportret. Ze stellen elkaar vragen en vertellen aan elkaar waar of op welke manier de identiteit van wie presenteert opvalt in het resultaat.